Denkfouten

denkfouten automatische gedachten

Welke zijn veel voorkomende denkfouten

Omdat we niet altijd bewust zijn van onze automatische gedachten, laat staan het waarheidsgehalte van elke automatische gedachte, geven we hieronder op een rijtje een aantal van de meest voorkomende valkuilen in het denken. De denkfouten:

Valkuilen in het denken

1. Zwart-wit denken

Hier denkt iemand in extreme uitersten. Er is alleen maar zwart of alleen maar wit. Geen grijs. Iets is goed of slecht, iemand is vriendelijk of onvriendelijk, mooi of lelijk,… Een tussenweg bestaat niet. Termen als nooit, altijd, vreselijk, iedereen, overal, kunnen wijzen op zwart-wit denken. Voorbeelden:

  • “Ik slaap altijd slecht, het lukt mij nooit om eens een nacht goed te slapen, de hele wereld slaapt, behalve ik.Ik ben niets waard als ik niet goed geslapen heb.”
  • “Alle mannen zijn egoïsten”

Het grootste gevaar van dit alles-of-niets-denken is de invloed die het heeft op je zelfbeeld. Zo kun je jezelf als een mislukkeling of een waardeloos iemand beschouwen als je niet belangrijk of volmaakt bent. Voor middelmatigheid of fouten is er geen plaats. Voorbeeld: een leraar vond van zichzelf dat hij een slechte lesgever was toen hij uit zijn woorden niet kwam terwijl hij voor een volle klas stond. Eén minder goed voorbereide les was aanleiding om zich waardeloos en onbekwaam te voelen.

2. ‘Zou-moeten’ denken

Jezelf of anderen onder druk zetten met regels, geboden, verplichtingen, dreigementen of andere strenge eisen. Deze regels zijn juist en staan niet ter discussie. Alles wat afwijkt van je eigen waarden is slecht. Het gevolg is dat je vaak over anderen oordeelt en iets op hen aan te merken hebt. Een voorbeeld:

  • “Mijn vriend zou iemand moeten zijn die me regelmatig verrast met een bos bloemen en een etentje in een leuk restaurant.”
  • “Ik moet acht uur slapen anders ben ik de volgende dag geen mens meer.”
  • “Ik moet ervoor zorgen dat ik geen fouten maak.”

3. Emotioneel redeneren

Je denken geheel baseren op hoe je je voelt. Bijvoorbeeld:
  • “Ik voel me vermoeid en daarom zal er lichamelijk wel iets niet in orde zijn.”
  • “Ik voel dat ik het niet kan en daarom heeft het geen zin om het te proberen.”

4. Omkering van het positieve

Neutrale of positieve ervaringen omzetten in negatieve ervaringen. Een voorbeeld van zo’n automatische gedachte: “Wat zie je er goed uit” na een slechte nacht denken: “Dat menen ze toch niet.”

5. Personaliseren

Neutrale gebeurtenissen die niet met iemand in verband staan, op jezelf betrekken. Een voorbeeld:

  • “Als ik op een feestje ben en sommigen kijken naar mij, dan weet ik dat er iets mis is met me.”
  • “Als ik op straat een paar mensen zie spreken dan praten ze over mij.”

Een andere vorm van personaliseren is jezelf vergelijken met anderen:

  • “Hij speelt zoveel beter tennis dan ik.”
  • “Ik ben de traagste op mijn werk.”

6. Etikettering

Hier gaat iemand een negatief vaststaand oordeel vellen over iets, zichzelf of anderen. Je etiketteert jezelf of anderen. Een voorbeeld:

  • “Ik ben nu eenmaal een mislukkeling.”
  • “Het weer is toch altijd typisch Belgisch: nu regent het weer.”

7. Vergroten en verkleinen

Meestal gaat dit gepaard met de tekortkomingen van jezelf, anderen of een situatie te vergroten en de goede kanten verkleinen. Een voorbeeld:

  • “Ik zit hier al 7 minuten op het terrasje en de kelner is nog altijd niet afgekomen. Hij kan echt niet veel.”
  • “Het is toeval dat ik vannacht goed geslapen heb.”

8. Gedachten lezen

Hieronder verstaan we dat je op voorhand al precies weet wat een ander denkt. Bijvoorbeeld bij voorbaat ervan uitgaan dat mensen negatief naar je kijken:

  • “Mijn baas ziet de wallen onder mijn ogen en zal wel denken dat ik vandaag niets zal presteren.”

9. Generaliseren

Je trekt een verstrekkende, algemene conclusie op basis van een enkel voorval. Een negatieve gebeurtenis zie je als bewijs voor een zich herhalend patroon van tegenslag. Een voorbeeld:

  • Een afwijzing op de dansvloer interpreteer je als: “Niemand wil met me dansen.”
  • “Na een paar goede nachten volgt altijd een slechte nacht.”
  • “Deze slapeloosheid gaat nooit meer over.”

Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van bepaalde woorden die de veralgemening versterken: allemaal, iedereen, niemand, elke, geen, nooit, altijd.

10. Meten met twee maten

Hieronder verstaan we het niet iedereen gelijk beoordelen. Dat wat voor jou geldt, is niet van toepassing op de ander. Je legt jezelf bepaalde regels op die anderen niet hoeven te hanteren. Of omgekeerd: voor anderen gelden de regels wel, maar voor jou niet. Voorbeelden:

  • “Als ik mijn emotie uit is dat goed voor mij, als anderen dat doen is dat een teken van zwakte.”
  • “Als ik de stap zet om een eerste contact te maken is dat een vorm van mezelf prijsgeven, als de ander dat doet vind ik dat een teken van openheid.”

11. Met een bepaalde bril kijken

Het kenmerkende voor deze denkfout is dat het een soort tunnelkijken is: het kijken naar slechts één aspect van een bepaalde gebeurtenis terwijl al de rest wordt uitgesloten. Je pikt er één detail uit en dat detail kleurt de hele gebeurtenis. Voorbeeld:

  • Een webdesigner kreeg lof en appreciaties van zijn baas voor de kwaliteit en professionaliteit van de gebouwde website, maar kreeg ook het verzoek om de volgende opdracht iets sneller af te werken. De designer was ontmoedigd en ging teneergeslagen naar huis. Hij vond dat zijn baas hem niet goed vond. Hij filterde de lof weg en hield zich alleen vast aan de kritiek.

Er wordt alleen gelet op de negatieve aspecten van een gebeurtenis terwijl je de positieve aspecten over het hoofd ziet. Ieder kijkt door zijn of haar eigen tunnel. Angstige mensen zijn bij het minste opgeschrikt en panikeren voor iets van niets terwijl in de ogen van de anderen het volledig veilig is. Ook het geheugen kan heel selectief zijn. Velen herinneren zich nog heel sterk de negatieve gebeurtenissen. De positieve ervaringen worden zelden terug naar boven gehaald.

12. Magisch denken

Hieronder verstaan we zaken met elkaar verbinden die uiteindelijk niks met elkaar gemeen hebben..

  • “Ik moet deze morgen vrolijke gedachten oproepen, anders gaat mijn dag naar de knoppen.”
  • “Ik mag niet onder de ladder lopen want anders gaat er iets naars met me gebeuren.”

13. Toekomst denken

Hieronder verstaan we zaken met elkaar verbinden die uiteindelijk niks met elkaar gemeen hebben..

  • “Ik moet deze morgen vrolijke gedachten oproepen, anders gaat mijn dag naar de knoppen.”
  • “Ik mag niet onder de ladder lopen want anders gaat er iets naars met me gebeuren.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *